photo.jpg

Klik op "Nakijken" om je antwoorden te laten controleren.
Als een antwoord goed is, wordt het vet afgedrukt.
Op de hoeveelste plaats moet ER staan?

voorbeeld: Ik heb zeven gekocht. (onbekend) Antwoord: 3, want het moet zijn: Ik heb ER zeven gekocht.

1. Dat is Amsterdam. Ik ben geboren. (plaats)

2. Ze hebben mij over verteld. (voorzetsel)

3. Zie je die stoel? Zij is van af gevallen. (voorzetsel)

4. Ik heb vijftien van besteld. (voorzetsel)

5. Ik heb vroeger op school gezeten. (plaats)

6. Wordt op de deur geklopt. (worden)

7. Wordt op de deur geklopt? (worden)

8. Wie heeft iets gezien? (onbekend)

9. Toen ik die knal hoorde, ben ik van geschrokken. (voorzetsel)

10. Loopt buiten een hond op het gras. (plaats)

11. Loopt buiten een hond op het gras? (plaats)

12. We hebben veel van geleerd. (voorzetsel)

13. Wordt regen voorspeld. (worden)

14. Wordt regen voorspeld? (worden)

15. Dat is een sprookje. Harry heeft over verteld. (voorzetsel)

16. We hebben over nagedacht. (voorzetsel)

17. Wordt iets in haar oor gefluisterd. (worden)

18. Iemand moet mee beginnen. (voorzetsel)

19. We liepen die avond langs. (voorzetsel)

20. Wordt in deze buurt soms ingebroken. (worden)

21. Soms wordt in deze buurt ingebroken. (worden)

22. Wat moeilijk! Ik kan geen oplossing voor bedenken. (voorzetsel)

23. Heb je met elkaar over gesproken? (voorzetsel)

24. Zij hebben paaseieren verstopt. (plaats)

25. Dit zijn veel lastige zinnen. We hebben vijfentwintig gemaakt. (onbekend)

26. Dit zijn veel lastige zinnen. Nu hebben we zesentwintig gemaakt! (onbekend)